Waarom vleesvervanger in de lasagne het milieu spaart
27 februari 2019De Nationale Week Zonder Vlees, van 11 t/m 17 maart, spoort ons aan vaker voor een milieuvriendelijk menu te kiezen. Maakt het, naast het besparen van dierenleed, werkelijk zoveel uit als we minder vlees gaat eten? Drie vragen aan Leids hoogleraar Industriële Ecologie Arnold Tukker.
Heeft zo’n week zin?
‘Absoluut. Om de aarde leefbaar te houden is een grootschalige gedragsverandering nodig en dan helpen dit soort weken om mensen bewuster te maken. Vleesconsumptie zorgt voor een enorme milieubelasting. Op bijna de helft van onze landbouwgrond wordt veevoer verbouwd; voor één kilo varkensvlees is bijvoorbeeld vier kilo mais nodig. Als we allemaal één dag per week geen melkproducten en vlees eten is er waarschijnlijk zo’n vijf procent minder landbouwgrond nodig, corrigerend voor het feit dat er ook grond nodig is voor je vlees- en melkvervangers. Daarnaast bespaar je nog eens veel land dat als weidegebied in gebruik is. De vrijgekomen landbouwgrond kan verwilderen tot natuurgebied. Of als koolstofopslagplaats dienen zodat CO2 die vrijkomt bij verbrandingsprocessen uit de atmosfeer wordt gehaald.’
Hoe kan gedragsverandering verder gestimuleerd worden?
‘Door vleesvervangers veel vanzelfsprekender aan te bieden. Het zou goed zijn als inspirerende voorbeelden beter bekend worden en vleesloos eten nog meer uit de geitenwollensokkensfeer komt. Een tijd geleden was ik voor mijn werk in China. De meeste restaurants daar bieden menu’s met overvloedig vlees aan. Maar iemand nam me mee naar een veganrestaurant en dat was fantastisch. Ik proefde vrijwel niet dat er geen vlees in het eten zat. Hopelijk gaan veel meer Chinezen dat inzien. Ook supermarkten kunnen vleesloos eten veel vanzelfsprekender maken. Waarom bijvoorbeeld altijd gehakt in de lasagnemagnetronmaaltijden? Dat is makkelijk te vervangen voor een plantaardig product en consumenten hebben dat nauwelijks door. Ik zou zelf ook minder vlees kunnen eten en dan helpt het zeker als het vleesloze aanbod voor het grijpen ligt.’
Als hoogleraar Industriële Ecologie en directeur van het Centrum voor Milieuwetenschappen (CML) onderzoekt u hoe de economie duurzamer kan. Op welke manieren?
‘We moeten in elk geval ons voedingssysteem zo inrichten dat we veel meer lokaal produceren en consumeren. Want nu halen we bijvoorbeeld voor het maken van veevoer veel fosfor uit de grond in Brazilië of Argentinië die in Nederland via het veevoer in het oppervlaktewater terechtkomt. Met het CML onderzoeken we die mondiale productiestromen. We bouwen grote databases die wereldwijd consumptie aan productie koppelen zodat we kunnen zien waar de grote lekken zitten en ook waar dat door nieuwe techniek of andere consumptiepatronen veel duurzamer kan. Mijn collega Paul Behrens van het CML toonde onlangs in het gezaghebbende blad Proceedings of the National Academy of Sciences met die database glashelder aan dat het terugbrengen van vleesgebruik tot gezonde proporties al een enorme winst betekent, namelijk veel minder gebruik van water, land en energie. Verstandig met vlees zou echt heel vanzelfsprekend moeten zijn.’
Bron: Nieuwsbrief Leiden Universiteit, 26 februari 2019