Bij leefstijlinterventies is oog voor sociale context heel belangrijk
24 juli 2020Jessica Kiefte-de Jong is diëtist, gezondheidswetenschapper en sinds januari van dit jaar hoogleraar Population Health. Haar onderzoek in het Leids Universiteit Medisch Centrum richt zich op Prevention Population Health and Disease Management. Slechte voeding en een ongezonde leefstijl zijn vaak de oorzaak van veelvoorkomende gezondheidsproblemen. Leefstijlinterventies kunnen mensen helpen om gezonder te leven, waardoor ze minder snel ziek worden. Vanuit die rol benadrukt ze dat bij leefstijl, preventie en levensloop niet zozeer de kennis belangrijk is, maar vooral de sociale context waarin iemand verkeert.
Wat was jouw drijfveer om na de opleiding diëtetiek gezondheidswetenschappen te gaan studeren?
“Het vak van diëtist vond ik heel erg leuk, maar ik had nog wel veel vragen. Ik wilde het bredere perspectief rondom gezondheid onderzoeken en verder kijken dan mijn eigen vakgebied. Daarom ben ik gezondheidswetenschappen gaan studeren. Het hoogleraarschap was niet direct mijn ambitie, maar gedreven door mijn nieuwsgierigheid nam ik deel aan diverse onderzoeken. Als je met mensen van andere disciplines spreekt, dan raak je geïnspireerd en merk je dat veel dingen met elkaar samenhangen. Het feit dat ik een jonge hoogleraar ben, heeft als voordeel dat ik vanuit een ander perspectief kan werken en over grenzen van vakgebieden heen kan kijken.”
Waarom is het aanpassen van leefstijl voor mensen zo moeilijk?
“We zitten allemaal in een bepaald systeem. De hele omgeving waarin je leeft, maakt of je een gezonde leefstijl kunt volgen. Dat begint al heel vroeg in de opvoeding, maar ook de voedselomgeving, de inrichting van de wijken en de sociale omgeving spelen daarin een rol. Juist kwetsbare groepen hebben daar het meeste last van. Zij hebben minder kennis van huis uit meegekregen over gezonde leefstijl en wonen in wijken waar veel meer snackbars en fastfoodrestaurants bij elkaar zitten. De overheid heeft een taak om keuzes te maken bij het inrichten van de publieke ruimte. Zo leidt een gezonde schoolkantine niet direct tot betere keuzes voor jongeren wanneer er fastfoodrestaurants dichtbij scholen zitten. De verleiding is immers groot om voor ongezond voedsel te kiezen.”
Uit recent onderzoek blijkt dat tussen 2005 en 2019 het aantal fastfoodrestaurants met een derde is gegroeid (34%) en er bijna een verdubbeling is van het aantal lunchrooms (96%) in Nederland. Vooral in buurten met een laag inkomen rond scholen is er meer ongezond aanbod, dan in wijken met een hoog inkomen. Dit leidt tot verarming van het voedselaanbod rond scholen (JOGG,2019).
In je inaugurele rede spreek je over sleutelmomenten voor leefstijlinterventie. Wat bedoel je daar precies mee?
“Er zijn momenten in het leven waarbij je stil staat over wat belangrijk voor je is, bijvoorbeeld bij de diagnose van een ziekte of het overlijden van een dierbare. Je eigen sociale rol kan veranderen en kan je bewustmaken waardoor je meer openstaat voor veranderingen van je leefstijl. Dat zijn momenten waarop de gezondheidszorg kan inspelen, in plaats van af te wachten totdat mensen met klachten worden doorverwezen. Een mooi voorbeeld zijn de cursussen voor mensen die met pensioen gaan waarin aandacht wordt besteed aan een gezonde leefstijl. Dat is een van de voorbeelden van teachable moments, oftewel sleutelmomenten.”
Je maakt deel uit van de commissie van de Gezondheidsraad die de Voedingsaanbevelingen voor zwangere vrouwen en kinderen tot 2 jaar opstelt. Is dat ook zo’n sleutelmoment?
“De Gezondheidsraad bekijkt niet de sociale context, maar de kwaliteit van wetenschappelijk bewijs om voedingsrichtlijnen op te baseren. Wat is er bekend over de voeding van de moeder en welke effecten heeft dat op het kind? De kunst is om aan de hand daarvan adviezen te vertalen naar de dagelijkse praktijk. Daar ligt een taak voor het Voedingscentrum. Er is veel aandacht voor voeding tijdens de eerste 1000 dagen van een kind. Deze is vooral gericht op preventie, maar vraagt om verandering van ons gezondheidssysteem. Nu kom je pas na doorverwijzing terecht bij zorgprofessionals, maar het zou mooi zijn als er voordat er gezondheidsproblemen zijn, adviezen gegeven kunnen worden. In de jeugdgezondheidzorg gebeurt dit deels al, maar ook op andere momenten in de zorg, zoals tijdens de zwangerschap, zouden we systematischer naar de setting binnen het gezin kunnen kijken hoe er met voeding wordt omgegaan om op die manier overgewicht bij kinderen te kunnen voorkomen.”
Je bent medeauteur van het rapport Wetenschappelijk bewijs voor leefstijlgeneeskunde. Wat houdt leefstijlgeneeskunde in?
“Leefstijlgeneeskunde had oorspronkelijk als inzet leefstijl als medicijn. Voor veel ziekten, zoals diabetes en hart- en vaatziekten, wordt snel naar medicijnen gegrepen. Soms wordt erbij gezegd dat het goed is als iemand af zou vallen en naar een diëtist gaat. Er zijn aandoeningen waarbij je het medicijngebruik kunt terugdringen en zelfs kunt afbouwen. Maar als je het hebt over leefstijlgeneeskunde, dan loop je tegen vergelijkbare zaken aan als bij preventie, namelijk het bredere systeem van gezondheidsgedrag. Ook rondom preventie kijken we naar gezonde leefstijl om aandoeningen te voorkomen. We willen interventies aanbieden en wijken aanpakken. Niet alles is echter op te lossen met leefstijl, maar er is een structurele aanpak nodig om eerst met leefstijladviezen te starten in plaats van het voorschrijven van medicatie. Er zijn nog wel onderzoeksgaten, zoals ter preventie of behandeling van dementie. Daar zijn observationele studies naar gedaan, maar er is meer onderzoek nodig. Het verschijnen van het rapport ‘Wetenschappelijk bewijs voor leefstijlgeneeskunde’ heeft ertoe geleid dat leefstijlgeneeskunde op de politieke agenda staat en dat er subsidies worden verstrekt voor onderzoek op dit vakgebied, maar we zijn er nog niet. Uiteindelijk wil je dat het breed wordt ingebed in de gezondheidszorg.”
De gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) wordt inmiddels door zorgverzekeraars vergoed. Is dit een succes te noemen?
“Nee, het is nog geen succes. Dat heeft een aantal redenen. Ten eerste zijn nog veel zorgprofessionals onbekend met de GLI en zijn de doorverwijzingen nog beperkt. Anderzijds als er doorverwezen moet worden, is er soms geen leefstijlcoach in de buurt. Er zijn dus nog praktische bezwaren. Mensen met complexe, psychische problemen zijn kwetsbaar en hebben een verhoogd risico op hart- en vaatziekten en diabetes. De GLI is daar nog niet overal goed op ingericht. Deze mensen vallen tussen wal en schip. Zij hebben extra hulp nodig van een psycholoog of psychiater en daar moeten zorgprofessionals meer oog voor hebben en mogelijk zijn er aangepaste leefstijlinterventies nodig. Ook de financiering van de GLI is nog niet overal goed geregeld. De GLI is een goed initiatief, maar heeft meer ‘finetuning’ nodig. De interventies moeten beter afgestemd worden op de individuele behoeftes van patiënten; wil iemand individuele begeleiding of in groepsverband.”
In de opleidingen voor geneeskunde studenten komt meer aandacht voor leefstijl. Welke ontwikkelingen zijn hier gaande?
“In 2017 is de Stichting Student en Leefstijl opgericht door geneeskundestudenten om kennis en vaardigheden rondom voeding en leefstijl onder toekomstige artsen te vergroten. Het is mooi om te zien dat dit initiatief vanuit de studenten zelf komt. Aan de Leidse Universiteit worden blokuren met kennis en casuïstiek aangeboden. Er worden experts van buitenaf aangetrokken om colleges op gebied van leefstijl (zogenoemde SELF cursus) te geven en deze colleges zitten vaak helemaal vol. Zelf heb ik laatst ook een gastcollege gegeven. Ook wordt de mogelijkheid geïnventariseerd om een Massive Online Course over leefstijl geneeskunde te ontwikkelen. Dat is een goed initiatief.”
In hoeverre heeft levensloop invloed op veranderingen in leefstijl?
“De Jeugd Gezondheidszorg biedt programma’s aan voor opvoedingsvaardigheden en voeding en leefstijl, maar niet alle ouders hebben van huis uit meegekregen dat een gezonde leefstijl belangrijk is. Wie traumatische gebeurtenissen in het leven heeft meegemaakt, kan soms minder goed voor zichzelf zorgen en minder naar zijn of haar eigen lichaam luisteren. Nare ervaringen in het leven hebben effect op het eetgedrag, wat kan leiden tot overgewicht. In de diëtistische begeleiding zou het goed zijn om hieraan meer aandacht te besteden. Diëtisten zouden met cliënten terug kunnen kijken op het leven om mensen ervan bewust te maken hoe dat effect heeft gehad op het huidige voedingsgedrag en de leefstijl.”
Hoe zouden toekomstige woonwijken ingericht kunnen worden?
“We weten nog te weinig over de optimale situatie in toekomstige woonwijken, maar we kunnen wel in het beleid met bepaalde dingen rekening houden. Zoals geen snackbar en fastfoodrestaurants dichtbij scholen plannen. Een goede verhouding creëren tussen aanbod van gezond en ongezond voedsel. Veel groen in de wijk om voldoende ruimte te maken om buiten te kunnen zijn. De gezonde keuze moet de overhand krijgen.”
Wat hoop je dat er over 20 jaar is bereikt?
“Ik hoop dat in elke wijk een leefstijlcentrum zal zijn waarin diverse zorgprofessionals bij elkaar zitten en een breed aanbod is van leefstijlinterventies. Alles wordt geïntegreerd in een centrum van waaruit gemakkelijk doorverwezen kan worden. Sportruimtes waar de GLI wordt aangeboden en doorverwijzing naar diverse andere activiteiten die in de wijk worden aangeboden. Een centrale plek waar kinderen worden blootgesteld aan gezond eten. Voedselbanken zijn nu weggestopt en zijn afhankelijk van het aanbod van supermarkten, maar er zouden ‘sociale’ supermarkten kunnen komen waar meer aandacht is voor gezond voedsel. Een plek waar je alles aanbiedt en waar je niet van het kastje naar de muur wordt gestuurd, dat is mijn lange termijn droom.”
Majorie Former
Referenties
Locatus (2019) Voedselaanbod rond scholen
www.jongerenopgezondgewicht.nl
CV Prof. Dr. Jessica Kiefte-de Jong
Professor of Population Health with emphasis on lifestyle and lifecourse epidemiology: januari 2019-heden
Postdoctoraal Researcher Nutrition and Health, Erasmus MC, Rotterdam: september 2012-heden
Daarvoor was zij Senior Researcher, Leiden University Medical Center, Den Haag, diëtist researcher, VU Medical Center, Amsterdam, diëtist bij o.a. Stichting Thuiszorg Groot Rijnland, Groene Hart ziekenhuis Gouda en Medisch Centrum Rijnmond Zuid, Rotterdam
Commissie onderbouwt leefstijlgeneeskunde met wetenschappelijk bewijs
Het rapport ‘Wetenschappelijk bewijs leefstijlgeneeskunde’ is opgesteld door het Nederlands Innovatiecentrum voor Leefstijlgeneeskunde – Lifestyle4Health. Diverse experts vanuit o.a. TNO, LUMC, Maastricht University, ErasmusMC en AmsterdamUMC. hebben hieraan meegewerkt. Aanleiding voor het opstellen van het rapport was dat er vanuit het politiek bestuur behoefte is aan zicht op wetenschappelijk bewijs voor het standpunt dat leefstijlgeneeskunde een belangrijke oplossing is voor de sterk toenemende ziektelast en ziektekosten. De auteurs schrijven dat wat betreft diabetes type 2 er voldoende wetenschappelijk bewijs is voor de meerwaarde van leefstijlinterventies in de behandeling van deze ziekte. Overmatige en verkeerde voeding en gebrek aan lichaamsbeweging liggen ten grondslag aan diabetes type 2 evenals chronische stress en gebrek aan slaap. Verschillende studies maken duidelijk dat niet één standaard leefstijlinterventie of programma leidt tot remissie of reversie, maar dat van persoon tot persoon verschilt wat de beste leefstijlbehandeling is.
Daarnaast is in toenemende mate wetenschappelijk bewijs voorhanden dat leefstijlinterventies ook bijdragen aan remissie en/of reversie voor andere aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, maag-darm-leverziekten, geestelijke aandoeningen en nierziekten, maar het aantal studies van hoge kwaliteit voor deze ziekten is nog beperkt.
Onderzoek naar de werkzame elementen in leefstijlinterventies is nog in volle gang met speciale aandacht voor de psychologische technieken die kunnen worden gebruikt. Ook blijkt het voor sommige groepen moeilijker te zijn om gezond gedrag aan te nemen dan voor andere. Een ongezonde leefstijl komt vaker voor bij mensen met een laag economische status die daardoor ook vaker lijden aan obesitas en diabetes type 2. Leefstijlinterventies zullen bovendien moeten aansluiten op mensen met een migratieachtergrond.
Leefstijlinterventies moeten zich niet alleen tot individuen beperken, maar de gehele voedselomgeving is ook van belang. Gezondheidswinst kan behaald worden door belasting te heffen op ongezonde voeding, subsidie te geven voor gezonde voeding, fietspaden en parken toegankelijk aan te leggen, en de werkplek gezond te maken. Deze maatregelen samen maken de gezonde keuze de gemakkelijke keuze en brengen een gezonde leefstijl binnen ieders bereik.
Bron: Rapport Wetenschappelijk bewijs leefstijlgeneeskunde, Lifestyle4Health, december 2019