Consumptie vette vis is veilig tijdens chemotherapie

Consumptie vette vis is veilig tijdens chemotherapie

2 april 2022 2 Door Voeding & Visie
Dit bericht delen:

door Monique van Kemenade, Voeding & Visie jaargang 35, nummer 1 2022.

In Nederland bestaat nog steeds terughoudendheid als het gaat om de consumptie van vette vis rondom bepaalde chemokuren, terwijl vis juist een welkome eiwitbron kan zijn voor patiënten met kanker met weerzin in vlees.

In de eerste ESPEN-richtlijn ‘Nutrition in cancer patients’ (Arends, 2017) wordt uitgebreid aandacht besteed aan de consumptie van vette vis en wordt dit als ‘veilig’ beschouwd. Daarnaast wordt de consumptie van vette vis gestimuleerd voor patiënten met kanker in een verder gevorderd stadium gedurende chemotherapie, maar ook bij risico op ondervoeding of gewichtsverlies om de verminderde eetlust, voedingsinname, het gewicht en de hoeveelheid vetvrije massa te verbeteren. Deze adviezen zijn in de update van de ESPEN-richtlijn (Muscaritoli, 2021) onveranderd. Het niveau van bewijs voor deze aanbeveling uit de guideline is laag, maar er bestaat een hoge consensus over van de auteurs.



Vette vis rondom chemo eten veilig

De terughoudendheid over het eten van vette vis tijdens chemotherapie in Nederland is ontstaan na een preklinische studie van Nederlandse bodem (Roodhart, 2011). Deze studie identificeerde twee Platinum-Induced Fatty Acids (PIFA’s): het n-3 vetzuur hexadeca-4,7,10,13 tetraeenzuur, 16:4(n-3) en 12-oxo-5,8,10-heptadecatrienoic acid, KHT. Visoliesupplementen bevatten wisselende hoeveelheden PIFA’s, maar het lichaam kan deze ook zelf aanmaken. In de studie werden PIFA’s in relatie gebracht met mogelijke therapieresistentie voor platinumbevattende chemokuren. In de studie steeg bij muizen na toediening van het visoliesupplement de concentratie PIFA’s, 16:4(n3) en KHT, in het bloedplasma. Experts van het KWF en de LWDO raden sindsdien uit voorzichtigheid de consumptie van vette vis rondom chemotherapie af. Negatieve interacties of verminderd therapeutisch effect van de chemotherapie ten gevolge van visconsumptie werden in onderzoeken van latere jaren verder niet gevonden. Onlangs is ook het advies op de website ‘voedingenkankerinfo.nl’ herzien: rondom chemotherapie kun je vette vis eten, maar supplementen met visolie worden afgeraden 24 uur vóór, tot en met 24 uur ná behandeling met Carboplatine, Cisplatine en Oxaliplatine) of Irinotecan.

Systematic review en meta-analyse visoliesuppletie

Barbara van der Meij was (mede-) auteur van twee recente artikelen die in Clinical Nutrition ESPEN (van der Meij, 2020) en Clinical Nutrition (Lam, 2021) verschenen over het gebruik van visvetzurensuppletie bij kanker. In het systematic review en meta-analyse bekeken zij en haar medeauteurs alle onderzoeken die tot december 2019 verschenen op de relatie tussen de inname van visvetzuren en spierbehoud, gewichtsverloop, bijwerkingen en/of kwaliteit van leven (Lam, 2021). In totaal werden 5371 publicaties gescreend en 28 gerandomiseerde gecontroleerde studies in de kwantitatieve analyse opgenomen. Voor inclusie moesten de interventies ≥ 600 mg visvetzuren per dag bevatten, minimaal 3 weken duren en konden bestaan uit pure visolie, visoliesupplementen of drinkvoedingen verrijkt met omega-3 vetzuren. De voorgeschreven inname varieerde per studie tussen 600 mg en 3,96 g visvetzuren per dag voor de duur van 28 dagen tot 25 weken. Alle studies werden beoordeeld op kwaliteit met de Cochrane risk of bias tool en heterogeniteit (I2). Vier van de 28 studies werden als ‘goede kwaliteit’ beoordeeld. In de meta-analyse wordt een significante reductie van de kans op het ontwikkelen van chemotherapie geïnduceerde neuropathie gevonden voor orale suppletie van visvetzuren in vergelijking met de controle-interventie (OR:0,20; 95% CI: 0.10-0.40; p<0,001; I2 = 0%, 3 studies n=158). Auteurs adviseren in toekomstig onderzoek deze gevonden relatie in grotere en homogenere patiëntengroepen verder te onderzoeken. Elf studies konden worden geanalyseerd op het effect van visvetzuren en het behoud van de spiermassa, maar dit effect was niet significant.

Auteurs concluderen dat schadelijke effecten van inname van deze hoeveelheid visoliesuppletie niet werden gezien. Heterogeniteit van data en kwaliteit van de geïncludeerde studies is een minpunt van de studie. Of de (niet) gevonden effecten toe te schrijven zijn aan visoliesuppletie alleen, is moeilijk te zeggen omdat in veel studies de voedingsinname niet werd nagevraagd. Ook werd in de helft van de studies waarin gebruik gemaakt van drinkvoedingen verrijkt met omega-3 vetzuren (n=10), geen isocalorische placebo drinkvoeding voorgeschreven aan de controlegroep. Bij slechts enkele studies werden de waardes van visvetzuren in het bloed gemeten. Hierbij leek in één (grote) studie een deel van deelnemers uit de controlegroep wellicht ongepland ook visvetzuursupplementen te nemen. Effecten zouden ook anders kunnen zijn in een betere of slechtere voedingstoestand of bij refractaire chachexie.

Meer onderzoek nodig naar visoliesuppletie

In de andere publicatie van Van der Meij werd specifiek gekeken naar suppletie van visvetzuren en de respons op de behandeling (van der Meij, 2020). In een retrospectieve analyse konden van 21 patiënten uit een eerdere studie bloedmonsters worden geanalyseerd. Het betreft hier een kleine pilotstudie bij patiënten die een chemokuur met cisplatinum kregen als behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom en als interventie visoliesuppletie van 2,2 g/dag eicosapentaeenzuur (EPA) en 1,1g/dag docosahexaeenzuur (DHA) gebruikten voor minstens 6 weken. Totale plasmawaarden van 16:4(n-3) stegen bij het gebruik van visoliesuppletie, maar deze stijging had geen invloed op het effect van de behandeling (mediane plasmawaarden 16:4(n-3) totaal 109,5 (64,1-476,3) vs. 94,9 Nm (36,1-663,8), p=0,37, en vrij 16:4(n-3) 22,4 (2,4-160) vs. 23,6 nM (3,9-74,6) p=0,88, voor responders vs. progressieve ziekte resp.). Om vast te stellen dat visoliesuppletie tijdens chemotherapie veilig is zijn volgens de auteurs meerdere grotere studies bij verschillende kankersoorten nodig. Studies die in prospectieve opzet waarschijnlijk moeilijk te realiseren zijn. Wellicht dat andere onderzoeksgroepen ook nog retrospectief gegevens kunnen nagaan en publiceren?

Referenties

  • Arends, J., P. Bachmann, V. Baracos, N. Barthelemy, H. Bertz, F. Bozzetti, K. Fearon, E. Hütterer, E. Isenring and S. Kaasa (2017). “ESPEN guidelines on nutrition in cancer patients.” Clinical Nutrition 36(1): 11-48.
  • Lam, C. N., A. E. Watt, E. A. Isenring, M. A. E. de van der Schueren and B. S. van der Meij (2021). “The effect of oral omega-3 polyunsaturated fatty acid supplementation on muscle maintenance and quality of life in patients with cancer: A systematic review and meta-analysis.” Clin Nutr 40(6): 3815-3826.
  • Muscaritoli, M., J. Arends, P. Bachmann, V. Baracos, N. Barthelemy, H. Bertz, F. Bozzetti, E. Hütterer, E. Isenring and S. Kaasa (2021). “ESPEN practical guideline: Clinical Nutrition in cancer.” Clinical Nutrition 40(5): 2898-2913.
  • Roodhart, J. M., L. G. Daenen, E. C. Stigter, H. J. Prins, J. Gerrits, J. M. Houthuijzen, M. G. Gerritsen, H. S. Schipper, M. J. Backer, M. van Amersfoort, J. S. Vermaat, P. Moerer, K. Ishihara, E. Kalkhoven, J. H. Beijnen, P. W. Derksen, R. H. Medema, A. C. Martens, A. B. Brenkman and E. E. Voest (2011). “Mesenchymal stem cells induce resistance to chemotherapy through the release of platinum-induced fatty acids.” Cancer Cell 20(3): 370-383.
  • van der Meij, B. S., L. Teleni, A. E. Stanislaus, R. A. Murphy, L. Robinson, V. L. Damaraju, Q. Chu, M. B. Sawyer and V. Mazurak (2020). “Plasma levels of platinum-induced fatty acid [16:4n-3] do not affect response to platinum-based chemotherapy: A pilot study in non-small cell lung cancer patients.” Clin Nutr ESPEN 40: 263-268.

Dit bericht delen: