Helft van de inname van dierlijke eiwitten komt uit vlees.

Helft van de inname van dierlijke eiwitten komt uit vlees.

28 januari 2020 Uit Door Majorie Former
Dit bericht delen:

Dat blijkt uit het rapport ‘Consumptie van vlees in Nederland, het SHIFT-DIETS-project, gepubliceerd door het RIVM.

Om in de toekomst de groeiende wereldbevolking en het milieu gezond te houden, is een duurzamer voedingspatroon noodzakelijk. Veranderingen in ons voedingspatroon zijn ook nodig om de ziektelast van chronische aandoeningen te verminderen. Een voedingspatroon met meer plantaardige en minder dierlijke producten kan hieraan bijdragen.

In het SHIFT-DIETS-project van het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu  wordt kennis ontwikkeld over effectieve interventies en beleidsmaatregelen die de overgang stimuleren naar zo’n voedingspatroon bij met name jongvolwassenen. Het SHIFT-DIETS-project is gericht op jongvolwassenen (18-35 jaar), omdat bij deze groep verschillende leefstijlen worden ontwikkeld, waaronder voedingsgewoonten. In een factsheet is de eiwit- en vleesconsumptie van alle Nederlanders van 12-79 jaar beschreven en is de vleesconsumptie van jongvolwassenen van 18-35 jaar in meer detail in kaart gebracht. De gebruikte data is afkomstig van de Voedselconsumptiepeiling (VCP) van het RIVM van 2012-2016 .

Enkele topics uit de factsheet:

Vlees heeft de grootste milieu-impact

Van alle voedingsgroepen heeft vlees, en met name rundvlees, (per kg) de grootste impact op klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen. Daarnaast heeft vlees ook op de andere milieu-indicatoren (verzuring, eutrofiëring van zee- en zoet water en landgebruik) de grootste voetaf­druk. Na vlees hebben de voedingsgroepen kaas, vis en eieren de grootste milieu-impact.

Helft van dierlijke eiwitinname afkomstig van vlees

Gemiddeld eten mannen en vrouwen van 12-79 jaar dagelijks 48 gram dierlijk en 31 gram plantaardig eiwit. De helft van de dierlijke eiwitinname is afkomstig van vlees. Andere bronnen van dierlijke eiwitten zijn o.a. zuivel, kaas, vis en eieren. Bronnen van plantaardige eiwitten zijn o.a. brood, granen, rijst, pasta, groente, noten, zaden en aardappelen.

Mannen eten meer eiwitten dan vrouwen

Gemiddeld hebben gezonde mensen 0,8 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht per dag nodig. De meeste mensen eten meer eiwit dan nodig is. Mannen eten meer eiwit dan vrouwen. Jongvolwassenen (18-35 jaar) eten meer eiwit dan 12-17-jarigen. Jongvolwassen mannen eten ook meer eiwit dan oudere mannen (65-79 jaar). Voor vrouwen blijft de eiwitinname vrijwel gelijk tussen de 18 en 79 jaar.

Mannen eten meer vlees dan vrouwen

Gemiddeld eten mannen 117 gram vlees en vrouwen 82 gram vlees per dag. Van de mannen eten de 36-64- jarigen gemiddeld het meeste vlees (in grammen) en van de vrouwen de 18-35-jarigen.

4% van de Nederlanders eet nooit vlees

Bewerkt vlees wordt door jongvolwassenen het meest gegeten

Op de meeste dagen wordt vlees gegeten

Hoogopgeleiden eten minder vlees

Project SHIFT-DIETS

SHIFT-DIETS staat voor Stimulating consumer habits into futureproof total diets. Het project is onderdeel van het Strategisch Programma RIVM, binnen de thema’s Integraal Voedselbeleid en Perceptie en gedrag. SHIFT-DIETS is in 2019 gestart en loopt door tot 2021.

Methode

De factsheet is grotendeels gebaseerd op de Voedselconsumptiepeiling 2012-2016, waarin consumptiegegevens zijn verzameld van 2847 Nederlanders van 12 tot en met 79 jaar, waaronder 693 deelnemers van 18 tot en met 35 jaar. Deelnemers hebben een algemene vragenlijst ingevuld en zijn twee keer uitgebreid geïnterviewd over wat ze de voorgaande dag gegeten en gedronken hadden (24-uursnavraagmethode). Uit die tweedaagse onderzoeksgegevens is samen met de NEVO-tabel (Nederlands Voedingsstoffenbestand) de gemiddelde eiwit- en vleesconsumptie berekend. De NEVO bevat gegevens over de samenstelling van voedingsmiddelen die in Nederland regelmatig worden gebruikt. De resultaten zijn representatief voor sociaal-demografische factoren, seizoen en dag van de week. Statistische significantie van verschillen in consumptie is met een niet-parametrische test getoetst (Kruskal-Wallis-test, p<0,05).

Bron: www.rivm.nl


Dit bericht delen: