Voorspelmethoden kunnen voedselprovocatietesten bij allergie vervangen
11 november 2021IgE (Immunoglobuline E) is een type antilichaam dat voorkomt bij mensen met een voedselallergie. Door te testen op IgE wordt vastgesteld of iemand een voedselallergie heeft. Mareen Datema toont in haar onderzoek aan, dat voorspelmodellen kunnen helpen bij het vaststellen van een voedselallergie en bij het inschatten van het risico op een allergische reactie. In de toekomst zouden voorspelmodellen de voedselprovocatietesten zelfs kunnen vervangen.
Provocatietesten
Mareen Datema promoveert op donderdag 11 november 2021 aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift: Food sensitization and allergy: defining phenotypes and their risk factors and biomarkers. IgE (Immunoglobuline E) is een type antilichaam dat voorkomt bij mensen met een voedselallergie. Door te testen op IgE wordt vastgesteld of iemand een voedselallergie heeft. Toch betekent de aanwezigheid van IgE- antistoffen niet automatisch dat iemand allergisch is voor bepaalde voeding. Ook is aan de hoeveelheid gemeten IgE tniet te zien of iemand milde of ernstige klachten heeft.
Om zeker te zijn van de diagnose kan een patiënt een voedselprovocatietest ondergaan. Hij of zij krijgt het verdachte voedingsmiddel (bijvoorbeeld koemelk, kippenei of pinda) met tussenpozen in steeds grotere hoeveelheden. Deze test is echter erg belastend.
Hazelnoot-, pinda- en walnootallergie
Dit proefschrift richt zich op IgE sensibilisatiepatronen bij hazelnoot-, pinda- en walnootallergie en op demografische en klinische factoren die gerelateerd zijn aan de ernst van de reactie tegen deze voedingsmiddelen. Daarbij is gebruikt gemaakt van gegevens die verzameld zijn in het kader van het Europese onderzoeksproject “EuroPrevall”. Dit project heeft het mogelijk gemaakt om op een gestandaardiseerde manier en op grote schaal vergelijkingen te maken tussen verschillende sensibilisatiepatronen. Sensibilisatiepatronen werden vooral bestudeerd door gebruik te maken van zogenaamde ‘component-resolved diagnosis’ (CRD). Hiermee kan onderscheid worden gemaakt tussen IgE tegen individuele allergeenmoleculen met potentieel verschillende klinische relevantie, van mild tot potentieel levensbedreigend. Dit is een duidelijk voordeel ten opzichte van de klassieke extract-gebaseerde testen waarin allergenen van verschillende klinische relevantie gemengd getest worden.
Datema toont aan dat voorspelmodellen kunnen helpen bij het vaststellen van een voedselallergie en bij het inschatten van het risico op een allergische reactie. In de toekomst zouden voorspelmodellen de voedselprovocatietesten zelfs kunnen vervangen.
Ook onderzocht Datema de relatie tussen patiëntkarakteristieken, IgE- sensibilisatiepatronen en de ernst van gerapporteerde allergische klachten. Zij bevestigt dat blootstelling aan berkenpollen bij hazelnoot- en walnootallergie een rol kan spelen. Berkenpollen bevatten een allergeen, dat sterk lijkt op verwante allergenen in voedingsmiddelen, waardoor het lichaam ook overgevoelig reageert op deze etenswaren. Berkenpollen-gerelateerde overgevoeligheid voor hazelnoten en walnoten komt voornamelijk voor in Noord- en Centraal-Europa. In Zuid-Europa, waar blootstelling aan berkenpollen bijna niet voorkomt, zie je sensibilisatie tegen andere typen allergenen in deze voedingsmiddelen.
Link naar proefschrift
Bron: Wetenschapsagenda 8 – 12 november Amsterdam UMC