Hoogleraar Peter Weijs: “Het delen van kennis heeft mijn prioriteit”
21 februari 2020Weijs coördineert onderzoek naar voeding en beweging waarbij hij focust op de eiwitbehoefte van diverse doelgroepen en duurzaamheid van de voeding. We spraken met hem over zijn loopbaan en de onderzoeken die momenteel lopen.
Op 28 juni vorig jaar werd Peter Weijs benoemd tot hoogleraar met als leerstoel Voeding & Beweging. We ontmoeten hem op Hogeschool van Amsterdam waaraan hij als lector verbonden is. Weijs studeerde Humane Voeding aan de Wageningen Universiteit en werd na zijn promotie docent aan de Hogeschool van Amsterdam. Inmiddels werkt hij ook 15 jaar bij het VU medisch centrum, dat nu Amsterdam UMC heet, waar hij onderzoek doet bij de afdeling diëtetiek en op de intensive care. Hij begeleidt 16 promovendi. “Leuk dat jullie hier zijn’, zegt hij. “Voeding & Visie bestaat al zolang ik in de voeding actief ben, dus zo’n 30 jaar. Ik ga graag met jullie in gesprek.”
Waar richt jouw onderzoek zich momenteel op?
“Mijn lectoraat heette de afgelopen tien jaar ‘Gewichtsmanagement’, we zijn ook met name gestart met overgewicht. Het gewicht staat echter niet langer meer centraal. We keken eigenlijk altijd al vooral naar lichaamssamenstelling; het behouden van de spiermassa terwijl de vetmassa afneemt. Maar uiteindelijk gaat het om relevantie voor fysiek functioneren, de kwaliteit van leven. Zeg maar: vitaliteit. We leggen daarom nu meer de nadruk op de knoppen waaraan we bij interventie draaien, en dat richt zich op een combinatie van leefstijl factoren: ‘Voeding en beweging’.
Op welke doelgroepen is jouw onderzoek gericht?
“Het onderzoek omvat diverse doelgroepen; van kinderen van 2,5-4 jaar tot obese ouderen, en van topsporters tot ernstig zieken. Dat is een heel breed scala, maar past uitstekend bij ons motto ‘van topsport tot topzorg’. Wat betreft preventie ligt mijn focus momenteel op de samenwerking met gemeenten om overgewicht bij jonge kinderen te voorkomen. Daarnaast richt ik mij op verbetering van de zorg en preventie van ondervoeding bij ouderen. Samen met de afdeling diëtetiek van het Amsterdam UMC heb ik een groot onderzoek opgezet, waarbij het effect van een nieuw zorgpad met betrekking tot intensieve diëtetische begeleiding van ondervoede ouderen tijdens ziekenhuisopname tot drie maanden na ontslag wordt geëvalueerd conform een ‘stepped-wedge design’. Dit houdt in dat de interventie, het zorgpad dus, bij de verschillende groepen op verschillende ‘at random’ gekozen momenten wordt gestart. Elke deelnemende ziekenhuis-afdeling doet eerst als controle mee en later als interventie-groep. Bij deze interventie speelt eiwit uiteraard een belangrijke rol, maar ook eetlust, multidisciplinaire samenwerking, communicatie en monitoring. Een belangrijk eindpunt is hoe de oudere na ontslag het beste ‘terugveert’ naar de situatie van vóór de ziekte en opname. Het plan is om begin 2020 met dit onderzoek te starten.”
“Door meer aandacht te hebben voor verlies van spiermassa bij patiënten tijdens en voor ziekenhuisopname is de ziekenhuisduur te verkorten. De opnameduur is beperkt, dus we moeten ervoor zorgen dat mensen goed gevoed het ziekenhuis in komen en na ontslag worden gevolgd. Screenen op ondervoeding in combinatie met nutritional assessment is van essentieel belang voor het bereiken van een goede voedingstoestand. Dit is vastgelegd in de Prestatie Indicator, die stelt dat tijdige behandeling van ondervoeding via een adequate inname van eiwitten op de vierde opnamedag van een ondervoede volwassen patiënt op alle verpleegafdelingen nodig is (Stuurgroep Ondervoeding). Het behalen van de Prestatie Indicator is echter marginaal. Ik vind dat de patiënt meer centraal dient te staan in de behandeling en dat de behandeling na het ziekenhuis thuis voortgezet moet worden, dus meer overleg met de eerste lijn en met de mantelzorg, maar ook interdisciplinair.”
Waarom ligt jouw focus op eiwitten?
“Bedlegerige mensen hebben een lage energie-inname. Geef je patiënten te veel voeding, oftewel calorieën in de vorm van vet en koolhydraten, dan wordt de overtollige energie omgezet in vetweefsel. Daarom is lichaamsgewicht als enige uitkomstmaat van de behandeling ook niet juist. Met een lage energie-inname zijn extra voedingsmaatregelen nodig om de eiwitbehoefte te halen, bijvoorbeeld door drinkvoeding of een eiwitpreparaat te geven. Als patiënten met een lage spiermassa op de Intensive Care (IC) voldoende eiwit binnenkrijgen, hebben zij een grotere kans op overleving, zo blijkt uit onderzoek.” (Weijs, 2012; Weijs, 2013; Weijs, 2014; Looijaard, 2019).
Zit er een bovengrens aan de eiwitinname?
“De richtlijn vanuit humane voeding is maximaal 25 energieprocent eiwit per dag, maar dat is een zwak onderbouwde grens. We zitten nu voor het ziekenhuis en de IC op 1,2-1,5 g eiwit/kg lichaamsgewicht wat veilig is, maar specifieke patiënten krijgen meer. Op basis van bevindingen dat ernstig zieke patiënten op IC geen voordeel lijken te hebben van vroeg parenteraal voeden, wordt gespeculeerd dat inname van voeding, en eiwit in het bijzonder, kan bijdragen aan de onderdrukking van autofagie als gevolg van ernstige ziekte (Casaer, 2013); dit proces stelt cellen in staat om eigen lichaamscellen af te breken en nieuw lichaamsweefsel op te bouwen (combinatie van het Griekse woord auto ‘zelf’ en phagein ‘eten’). Deze hypothese werd echter grotendeels ontkracht in een ex vivo studie met menselijke spiercellen die werden blootgesteld aan het serum van ernstig zieke patiënten (Tardif, 2019). In deze studie bleek de blokkade van autofagie niet gerelateerd aan de aminozuurconcentraties in serum. Al eerder heb ikzelf beschreven dat autofagie niet de regie mag krijgen over het voedingsregime.” (McClave, 2015)
Bestaat er een eiwitparadox? Dat wil zeggen dat voor een hoge kwaliteit eiwit meer dierlijk eiwit nodig is uit minder duurzame bronnen?
“We steken in op duurzaamheid. Zo bereiden we momenteel een subsidieaanvraag voor om onderzoek te doen naar duurzame eiwitbronnen voor een volwaardige voeding bij ouderen. Zelf heb ik het idee dat dat heel goed mogelijk is. Een van mijn kinderen is vegetariër geworden en nu liggen er allerlei nieuwe producten in de koelkast met soja, tarwe, erwten, noem maar op. Het aanbod breidt zich steeds verder uit. Maar uit het EAT-Lancet rapport blijkt dat in een duurzame voeding ook plaats is voor een beetje vlees en vis, dus helemaal veganistisch eten is niet de meest duurzame oplossing. We moeten goed nadenken over wat we eten. We kunnen de inname van plantaardige producten opschalen en de eiwitkwaliteit goed in de gaten blijven houden, dus ook de aanvullende waarden van essentiële aminozuren.”
Wat betekent valorisatie voor jou?
“Naast onderwijs geven en onderzoek doen is valorisatie de derde kerntaak van universiteiten. Valorisatie is het benutten van kennis. Dat betreft maatschappelijke doeleinden, zoals het delen van kennis met een breed publiek op televisie of samenwerking met organisaties en de overheid. Ik wil mij niet opsluiten in een ivoren toren, maar mijn kennis en expertise delen met de buitenwereld. Ik geef veel lezingen in binnen- en buitenland en werk samen met verschillende partners. Zo is er recent een samenwerking gestart met Special Heroes Nederland. Deze stichting maakt zich sterk voor mensen met een beperking door een gezonde en actieve levensstijl te stimuleren en een zo groot en breed mogelijk aanbod in sport, cultuur, werk en gezondheid te creëren. We werken samen met het opzetten van een Gecombineerde Leefstijlinterventie (GLI). Een GLI is gericht op een gedragsverandering om een gezonde leefstijl te bereiken en te behouden. Veel mensen met een beperking hebben gewichtsproblemen en juist voor deze groep zijn er weinig programma’s. Ik wil onze expertise graag met hen delen”.
Waarom ben je toegetreden tot het bestuur van NESPEN?
“Ik ben ervoor gevraagd en dat is natuurlijk een eer. Ik kom al sinds 1991 op ESPEN- congressen. Daar kan ik al mijn werk presenteren. NESPEN is in Nederland nog onvoldoende zichtbaar en daar willen we met het nieuwe bestuur aan gaan werken. We willen coalities sluiten met andere organisaties in voedingsland en wetenschappers bij elkaar brengen. NESPEN wil meer zichtbaar worden en kennis delen met een veel breder publiek. Ik wil er graag aan bijdragen om NESPEN meer impact te geven.”
Gerdien Ligthart-Melis, Majorie Former
Curriculum Vitae Prof.dr.ir. Peter J.M. Weijs
Peter werd al tijdens zijn studie aan de landbouwuniversiteit in Wageningen enthousiast voor klinisch voedingsonderzoek, toen hij stage liep bij Robert Wolfe in Galveston, Texas, waar met behulp van stabiele isotopen onderzoek werd gedaan naar de interactie tussen ziekte, voeding en metabolisme. Na een uitstapje naar Engeland, waar hij met hulp van een prestigieuze Marie Curie fellowship opnieuw werkte aan metabool voedingsonderzoek bij het Rowett Institute van de universiteit van Aberdeen, startte hij met zijn eerste baan als docent aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA), bij de opleiding voor Voeding & Diëtetiek. Vanuit die positie kwam hij als studentbegeleider in aanraking Dietetiek en de Intensive Care van het Amsterdam UMC, om vervolgens bij de afdeling Diëtetiek en Voedingswetenschappen aangesteld te worden als onderzoek coördinator. In die hoedanigheid was richtte hij zich o.a. op voedingsonderzoek op de intensive care, met name naar eiwitbehoefte en lichaamssamenstelling. Ondertussen, nog steeds werkzaam op de HvA, werd Peter achtereenvolgens directeur van het Amsterdam Nutritional Assessment Center en lector Gewichtsmanagement, Faculteit Bewegen Sport en Voeding van de HvA. Er volgden nog een paar prestigieuze posities en aanstellingen met als kers op de taart zijn recente aanstelling als hoogleraar Voeding en Beweging, met bijzondere aandacht voor eiwit bij de afdeling Diëtetiek en Voedingswetenschappen van het Amsterdam UMC. Deze aanstelling blijft hij combineren met het lectoraat aan de HvA, dat nu dezelfde naam heeft als zijn leerstoel bij het Amsterdam UMC. Peter is de principle investigator van tien onderzoeksprojecten en betrokken bij dertien andere, met als centrale thema’s en doelgroepen: voeding, eiwitinname, lichaamssamenstelling, beweging, leefstijl, kinderen, ouderen, sporters, overgewicht, obesitas en diabetes, ziekenhuispatiënten en intensive care. Peter is auteur van meer dan 100 wetenschappelijke publicaties.
Referenties
Casaer, M. P., A. Wilmer, G. Hermans, P. J. Wouters, D. Mesotten and G. Van den Berghe (2013). “Role of disease and macronutrient dose in the randomized controlled EPaNIC trial: a post hoc analysis.” Am J Respir Crit Care Med 187(3): 247-255. Sep 23. doi: 10.1016/j.clnu.2019.09.007.
Looijaard, W., I. M. Dekker, A. Beishuizen, A. R. J. Girbes, H. M. Oudemans-van Straaten and P. J. M. Weijs (2019). “Early high protein intake and mortality in critically ill ICU patients with low skeletal muscle area and -density.” Clin Nutr.
McClave, S. A. and P. J. Weijs (2015). “Preservation of autophagy should not direct nutritional therapy.” Curr Opin Clin Nutr Metab Care 18(2): 155-161.
Tardif, N., F. Polia, I. Tjader, T. Gustafsson and O. Rooyackers (2019). “Autophagy flux in critical illness, a translational approach.” Sci Rep 9(1): 10762.
Weijs, P. J., W. G. Looijaard, A. Beishuizen, A. R. Girbes and H. M. Oudemans-van Straaten (2014). “Early high protein intake is associated with low mortality and energy overfeeding with high mortality in non-septic mechanically ventilated critically ill patients.” Crit Care 18(6): 701.
Weijs, P. J., S. N. Stapel, S. D. de Groot, R. H. Driessen, E. de Jong, A. R. Girbes, R. J. Strack van Schijndel and A. Beishuizen (2012). “Optimal protein and energy nutrition decreases mortality in mechanically ventilated, critically ill patients: a prospective observational cohort study.” JPEN J Parenter Enteral Nutr 36(1): 60-68.
Weijs, P. J. and P. E. Wischmeyer (2013). “Optimizing energy and protein balance in the ICU.” Curr Opin Clin Nutr Metab Care 16(2): 194-201.